Interview Jos Reinders – Stadmaken in Heerlen

14 december 2020

Zuid-Limburg, met het kenmerkende Heuvellandschap, is één van de mooiste regio’s van Nederland. Toeristen trekken in steeds grotere getalen naar de regio voor de natuur en schromen ook niet om de steden te bezoeken. Toch is het ook een regio die hard wordt getroffen door demografische ontwikkelingen. In een stad als Heerlen heeft dit relatief veel leegstand tot gevolg. Hoe ga je hier als bewoner mee om? Jos Reinders, één van de deelnemers van het bewonersinitiatief Stadstuin Heerlen, vertelt hoe je als bewoner van een tijdelijk braakliggend terrein in het centrum van de stad weer een aantrekkelijke plaats kan maken waar iedereen graag komt om te recreëren en te ontmoeten. Stadstuin Heerlen legde op Schinkel-Zuid, een terrein dat leegstond en afgezet was met hekken in afwachting van de bouw van woningen, een stadstuin aan en is hiermee een voorbeeld hoe bewoners middels een groene oplossing de nadelen van toenemende leegstand het hoofd bieden. Jos biedt een inkijk in dit proces en laat zien wie of wat je als bewoner nodig hebt om een dergelijk, succesvol initiatief op te kunnen zetten.

Het idee voor de Stadstuin ontstond in 2018, tijdens de Cultura Nova-festivaleditie van dat jaar. Jos was daar aanwezig vanuit het programma Gebrookerbos, een netwerk van bewonersinitiatieven uit Heerlen-Noord en Hoensbroek. Dit netwerk richt zich op terreinen die door de bevolkingskrimp hun functie hebben verloren en probeert vanuit de bewoners zelf hier een nieuwe bestemming aan te geven. Zo wordt de leefbaarheid in de stadgestimuleerd. In de afgelopen jaren zijn er zo’n dertig initiatieven opgericht, die allemaal draaien om de braakliggende terreinen. Jos, zelf woonachtig in Kerkrade, ondersteunde deze initiatieven vanuit zijn werk bij Neimed, een sociaaleconomisch kenniscentrum, en één van de bedenkers van de methode Gebrookerbos.

Terwijl hij nog voor netwerk Gebrookerboos aan het werk was, stuitte Jos op een initiatief in het centrum van Heerlen, het Schinkelterrein, voorheen een winkelcentrum, op dat moment braakliggend in afwachting van de start van woningbouw op het terrein. Het initiatief sprak hem aan, onder meer, omdat de bewoners via eenzelfde formule als bij het Gebrookerbos-netwerk te werk wilden gaan. Het initiatief beviel hem zo, dat hij ook bij de vereniging betrokken bleef na zijn pensioen. Vandaag de dag is hij zelfs de penningmeester van Stadstuin Heerlen, “want, ja’, lacht Jos, “somebody has to do the dirty job”.

Waarom de Stadstuin?

Voor Jos is er een aantal beweegredenen waarom hij zich bij het bewonersinitiatief Heerlen-centrum schaarde en ook na zijn pensioen op vrijwillige basis actief is gebleven. Niet alleen sprak de formule hem aan, maar ook het feit dat het rondom Schinkel-Zuid allemaal een stuk moeizamer leek te gaan dan bij de initiatieven van Gebrookerbos in Heerlen-Noord. Hij zag dat daar andere belangen een rol spelen. Jos zucht: “In Heerlen-centrum, ja, iedereen vindt er wat van.” Toch liet hij zich hier door niet uit het veld slaan, integendeel: “Je hebt daar niet alleen met de bewoners uit een bepaalde buurt te maken, maar ook de lokale ondernemers, middenstandsvereniging, projectontwikkelaars, de gemeente met verschillende afdelingen, IBA, de provincie Limburg, het hield maar niet op – en dat vond ik interessant”. Hoewel die belangenverstrengeling zorgt voor een stroperig proces, put Jos daar inspiratie en motivatie uit om deze grotere uitdaging aan te gaan.

Daarnaast heeft hij eigen idealen: “Dat bewoners in staat zijn om net die extra stap vooruit te zetten en de leefbaarheid van zo’n gebied te ontwikkelen, waardoor men zich daar prettig voelt en waarin ze ook anderen uitdagen om bij te dragen”, aldus Jos. Dit wordt mogelijk gemaakt door het samenhorigheidsgevoel binnen een groep inwoners of een initiatief. Die samenhorigheid maakt ook dat, hoewel de samenwerking met de andere partijen niet altijd even soepel verloopt, dit intern bij de Stadstuin wel het geval is. Aanvankelijk was er geen vaste structuur binnen het initiatief, maar kwam iedereen “à titre personnel” bij elkaar. Gaandeweg ontstond de behoefte aan meer structuur, waarbij doelbewust werd gekozen voor een vereniging. Jos vindt dat voor non-profitorganisaties een vereniging de meest democratisch vorm is. Het hebben van een bestuur is essentieel om concrete plannen te kunnen maken, maar het is in een vereniging nog wel gehorig aan de rest van de leden.

Tot slot heeft Jos nog één andere drijfveer: “Ook wel een beetje jaloezie”. In zijn woonplaats Kerkrade heeft hij namelijk ook geprobeerd verschillende bewonersinitiatieven op te zetten, maar dat is niet gelukt. “Het gaat zeer moeizaam, er is geen gehoor voor, terwijl veel dingen in Heerlen blijkbaar wel lukken, omdat je daar wel gehoord wordt, bij de ambtenaren en bij andere stakeholders.”. Dat Jos niet uit de buurt kwam, maakte voor de andere bewoners/leden van de vereniging, niets uit. Zo vertelt Jos dat er geen vaste protocollen zijn, iedereen is welkom, als je een idee hebt en wilt bijdragen: “go for it”. Er immers genoeg ruimte, en hoewel de financiën een keer ophouden, kan je met de nodige creativiteit ook zonder geld een heel eind komen, en juist dat geeft Jos een goed gevoel.

Fruitbomen als oplossing

Hoewel het intern volgens Jos allemaal heel soepel verliep, was dit minder het geval in de samenwerking met gemeente. Zoals gezegd bleek Heerlen-centrum een speelveld van meerdere partijen met andere belangen. En, zo werd al snel duidelijk, de visie van de bewoners strookte niet met die van de gemeentelijke ambtenaren die verantwoordelijk waren voor het gebied. Het bleek een ingewikkeld proces om voor elkaar te krijgen, maar uiteindelijk resulteerde het in een bruikleenovereenkomst, waarin ze tijdelijk gebruik mogen maken van dit terrein. Hoe ze dat voor elkaar kregen, ondanks de uitlopende ideeën over het terrein? Flexibiliteit en het hebben van een lange adem zijn volgens Jos essentieel. Je moet je niet direct uit het veld laten slaan, maar juist zoeken naar een oplossing.

Typerend voor deze instelling van Jos (en de leden van de Stadstuin) is het idee voor de, nog te planten, fruitbomen. Jos legt uit dat toen ze de eerste boom wilden planten (erg voor de hand liggend in een stadstuin), dit niet mocht van de wethouder, aangezien het afbreuk zou doen aan het idee van de tijdelijke bestemming van het terrein als stadstuin. Dit kon valse verwachtingen scheppen bij de bewoners en dat wilde de wethouder graag voorkomen. Ook met het idee van het Stadstuininitiatief om samen met een ambtenaar een keuze te maken voor een boom die je na twee tot vier jaar zou kunnen herplaatsen, wilde de wethouder niet in zee. Bij de pakken neerzitten past echter niet in het straatje van Jos en de andere verenigingsleden, dus wat besloten ze? “We hebben net een bedrag gekregen van de lokale Rotary Club, met aanwijzing dat we die mogen gebruiken voor fruitbomen. Die doen we dan in bakken en kuipen. Dat wordt een flink stel, waar we misschien een tiny forest van maken”, zo vertelt hij, “dus dat is dan de tussenoplossing”. Uiteraard is het soms lastig en frustrerend dat je niet op dezelfde golflengte zit als andere partijen, maar dat betekent niet dat je het er direct maar bij moet laten zitten.

De participatieladder en ambassadeurschap

Hoewel de Stadstuin Heerlen flink bezig is, zou Jos graag zien dat bewoners door de overheid meer worden betrokken in de ontwikkeling van de stad. Zo bood de Stadmaakweek 2019 een podium waar het debat over de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) een prominente rol in heeft gespeeld en daarbij was de hele week erop gericht om inzichtelijk te maken waartoe bewoners in de stad toe in staat zijn. Wat er die week is opgehaald aan ervaringen, impressies, geluiden en reacties van mensen was vervolgens ook de spil in het debat over de NOVI, zo stelt Jos, en “de NOVI gaat over stadsontwikkeling, waar de betrokkenheid van de bewoners en burgers een belangrijke rol in gaat spelen”. De Stadmaakweek was een goed moment om op burgerbetrokkenheid te reflecteren en Jos greep dit moment dan ook graag aan om van zich te laten horen. Zo zou hij, samen met de bewoners, graag meer betrokken willen worden door de gemeente bij het ontwikkelproces en niet alleen worden uitgenodigd als er een bestemmingsplan wordt gewijzigd. “Dat is wel de allerlaagste trede van de participatieladder. De allerhoogste trede is mensen uit te nodigen om mee input te geven en betrokken te worden bij besluitvorming, maar je hebt een heleboel trapjes tussenin. Ik denk dat we ergens op één van die trappen graag betrokken zouden willen worden”. Hier wordt de stad ook alleen maar rijker van, want je betrekt partijen die zich verantwoordelijk voelen voor de stad en de ontwikkeling van dat deel van de stad. En op die partijen kan je terugvallen op het moment dat je meer levendigheid wil brengen in de stad, want “die partijen geven inhoud aan het opbouwen van je stad en dat is veel meer waard dan de stenen die je stapelt”, vindt Jos. Dit verkleint ook de kloof tussen bestuur en bewoners en daarbij kweek je vanuit de politiek ook ambassadeurschap binnen de bevolking. Zo ziet Jos bijvoorbeeld op sociale media hoe leden van het Gebrookerbos-netwerk het juist opnemen voor de gemeente als er een discussie is over gemeentelijke beslissingen/initiatieven tussen Heerlenaren. Aan de andere kant vindt Jos dat niet alleen de gemeentelijke overheid een stapje extra moet zetten, ook de bewoners zelf moeten de mouwen opstropen en “een keer uit die passieve modus schieten”.

Jos hoopt dan ook van harte dat de burgerbetrokkenheid bij de stadsontwikkeling weer aan bod komt in de Stadmaakweek van dit jaar en ziet dit soort evenementen als een mooie kans om het geluid vanuit de burgers te laten horen en weer in stapje verder te kunnen zetten in dit proces: “multiply by sharing”.

Van een nood een deugd maken

Ook in de toekomst ziet Jos veel mogelijkheden voor dit soort bewonersinitiatieven en om burgers meer te betrekken in de stadsontwikkeling. De daling van bevolkingsaantallen betekent ook een toename aan leegstaande, braakliggende gronden. Het tekent Jos, dat hij de bevolkingsdaling niet met lede ogen aanziet, maar juist als een mogelijkheid ziet om weer iets moois van de stad te maken, om de kloof tussen bestuur en de burger te verkleinen, om plekken te creëren waar mensen graag komen om te recreëren, te ontmoeten en waar eigenaarschap en sociale cohesie wordt gevormd.

Voor andere initiatieven heeft Jos ook aantal adviezen. Ten eerste, heb een lange adem, laat je niet ontmoedigen en zet door. “Dat iets niet direct lukt, moet juist de drive zijn om wel door te gaan. De gemeente Heerlen ken ik als een stad waar veel dingen wél kunnen”.  Ten tweede: moet je, als je zelf een initiatief wil starten, zoeken naar mensen die al een keer iets vergelijkbaars hebben gedaan, want dat is een bron van kennis en ervaring die je op weg kunnen helpen. Aan de andere kant moet je dus ook bereid zijn om anderen te helpen. Zo is Gebrookerbos onderdeel van een Europees programma (Neighbourhood Power) waarbij maandelijks bewonersinitiatieven in Nederlandse, Duitse en Belgische werden bezocht. Wat hij hiervan leerde? “Vooral hoe lastig de praktijk zijn, ondanks het enthousiasme van bewoners en gedrevenheid van ambtenaren. Door de ervaringen bij Gebrookerbos hebben wij andere steden op weg kunnen helpen”. Jos rondt af: “Kennis kan helpen om de goede weg te vinden in soms moeilijk materie, maar dat weegt niet op tegen de succeservaringen van initiatieven die wél gelukt zijn. De motivatie en het optimisme van de bewoners zijn daarbij zeer waardevol en waardevast gebleken”.

Interview door: Raoul van Stipriaan Luïscius (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties)

Datum interview: 09-11-2020

X