Bron: De Volkskrant
Beelden: Wiosna van Bon
Parkstad Limburg neemt een voorbeeld aan het Ruhrgebied: de erfenis van de kolenmijnen wordt vergroend én gekoesterd
Duitsland lukt het om regio’s waar de industrie is weggetrokken een nieuwe impuls te geven. Limburg gebruikt de daar opgebouwde ervaring om de voormalige mijnstreek nieuw elan te geven. De sporen van de mijnen worden niet langer uitgewist maar juist zichtbaar gemaakt.
In de Wilhelminaberg bij Landgraaf is een krater geslagen. Een jongetje, dat met zijn moeder de 509 traptreden naar de top heeft beklommen, rent uitgelaten door de zwarte kuil, die herinnert aan de steenkool die ooit op deze plek werd gewonnen. Dit is de afvalberg die tussen 1906 en 1969 ontstond bij het afgraven van de mijn. Een stel wandelaars ploft neer op een brok steen, genietend van het uitzicht over Parkstad, dat bestaat uit de gemeenten Landgraaf, Heerlen, Kerkrade, Brunssum, Beekdaelen, Simpelveld en Voerendaal. Loop je de kuil in, dan gaat je blik vanzelf omhoog naar de lichtmasten die lichtarchitect Har Hollands eromheen plaatste, en waarvan de laserstralen een groen, futuristisch licht zullen werpen op de voormalige Oostelijke Mijnstreek.
Het landschaps- en lichtkunstwerk (dat nog niet in werking is, men wacht op de microchips voor de lasers) is letterlijk het hoogtepunt van de Internationale Bau Ausstellung (IBA) Parkstad die tot september 2022 plaatsvindt; de eerste editie buiten Duitsland. In een notendop vertelt het wat de regionale expositie beoogt: staand op het verleden bouwen aan een ‘groene’ toekomst.
Het initiatief voor IBA komt van (de huidige IBA-directeur) Mathea Severeijns en Volmar Delhey, die in 2007 als programmamanagers van de stadsregio Parkstad Limburg een berg ‘uitdagingen’ zagen, waarbij de neuzen niet altijd dezelfde kant op stonden; Parkstad ontstond in 1998 als resultaat van een mislukte gemeentelijke herindeling. Sinds de sluiting van de steenkolenmijnen in de jaren zeventig kampten de gemeenten met dezelfde sociaal-economische problemen en bevolkingskrimp. Er was berekend dat er zesduizend huizen te veel waren, terwijl tegelijk twaalfduizend verouderde woningen moesten worden vervangen. Daarbovenop kwamen in 2008 de economische crisis en de verhuurdersheffing die woningcorporaties lamlegde.
Delhey en Severeijns zochten een breekijzer. Ze vonden het bij de oosterburen, waar IBA zich sinds de eerste editie (1901, Darmstadt) heeft ontwikkeld tot een succesvol ‘instrument’ om regio’s waar de industrie wegtrekt een impuls te geven. Hamburg, Berlijn en het Ruhrgebied vonden zichzelf opnieuw uit door te investeren in duurzame technologie en cultuur. Delhey en Severeijns kregen het idee om dit in Limburg te doen en hun directeur was enthousiast. Geïnspireerd door bezoeken aan andere IBA’s, schreef het bestuur van de Stadsregio een voorstel voor de Expertenrat in Berlijn rond de stedelijke thema’s ‘flexibel, energie en circulair’. In 2013 gingen alle Parkstad-gemeenten en de provincie akkoord, waarna architect Jo Coenen werd aangesteld als curator.
Als voormalig rijksbouwmeester had Coenen veel ervaring met het opzetten van Grote Projecten, zoals de verbouwing van het Rijksmuseum. Dat project kostte 375 miljoen euro, IBA vergaarde bij de gemeenten en provincie 45 miljoen euro, waarvan de helft in de projecten is geïnvesteerd. De expo mikt niet op het ‘Bilbao-effect’ (vernoemd naar het iconische Guggenheim Museum dat de Spaanse stad internationaal bekend maakte), maar geeft subsidie aan bestaande initiatieven, die elkaar versterken. Een voorbeeld is de (nog te realiseren) Leisure Lane, een voet-, fiets- en skatepad dat bijzondere plekken met elkaar verbindt, zoals de Wilhelminaberg, de zilverzandgroeven en kastelen.
Na de sluiting van de mijnen maakten imposante schoorstenen en schachten plaats voor natuurparken (onder het motto ‘van zwart naar groen’): de geschiedenis werd uitgewist. Expojaar-manager Rene Seijben, opgegroeid in Heerlen, betreurt het nog steeds. ‘Kijk naar het Ruhrgebied, waar veel erfgoed is bewaard, dat nu wordt gebruiktals theater of museum. Die gebouwen geven zoveel sfeer, en zijn herkenningspunten. Men heeft destijds onderschat wat dit soort plekken betekenen voor de hechting van mensen aan de regio.’
IBA wil de sporen van het verleden zichtbaar maken en de 250 duizend inwoners van Parkstad bij hun leefomgeving te betrekken. In Heerlen wordt de Romeinse geschiedenis tot leven gewekt met een nieuw Thermenmuseum, dat verrijst rond de resten van een oud badhuis, en een Memory Lane, op basis van het tracé van de oude Via Belgica. Het project ‘Ikgroenhet’ reist langs buurten waar bewoners samen hun voortuinen en openbare restruimten in groene oasen omtoveren. Zoals zij nu de vruchten van de aangeplante fruitbomen plukken, hoopt Parkstad Limburg ook na het expojaar te blijven oogsten.
Tekst gaat verder onder de afbeelding
1. Slot Schaesberg, Landgraaf
‘Een groeidiamant’ noemt Aryan Klein, projectdirecteur van Stichting Landgoed Slot Schaesberg, de ruïne van het kasteel dat de adellijke familie Schaesberg in 1650 liet bouwen. In het bezoekerscentrum toont hij aan de hand van zwart-witfoto’s hoe het slot, dat in 1731 leeg kwam te staan, langzaam instortte; wat rest zijn de gracht en twee torenwanden, die door een staalconstructie bijeen worden gehouden. De naastgelegen hoeve sloopte de gemeente in de jaren zestig. Jammer, want onderzoek dat de TH Delft in de jaren tachtig deed, toonde dat Schaesberg cultuurhistorisch een belangrijke plek was. Zo werden de kelders gebruikt om leden van de beruchte roversbende De Bokkenrijders te verhoren en ‘berechten’.
In 2009 ontstond het plan om met erfgoedontwikkelaar Boei het kasteel – inmiddels rijksmonument – en de hoeve te reconstrueren en er een toeristische bestemming van te maken. Een Sagrada Familia-achtige onderneming die zo’n veertig jaar in beslag zal nemen, en wordt uitgevoerd door vrijwilligers, reïntegranten en vluchtelingen. Inmiddels is er een ‘historische’ tuin aangelegd, waar groenten en kruiden groeien die worden gebruikt in het restaurant. Een zelf getimmerde praam brengt je over de gracht naar de (kinder)boerderij met de buitenoven, waarin broden en Limburgse vlaaien worden gebakken.
In 2013 kwam Klein in contact met architect Machiel Spaan, die opperde om het project te gebruiken voor de ontwikkeling van nieuwe, circulaire restauratietechnieken, die hier direct toepasbaar zijn. Onder de naam Slotlab is het project opgenomen in de IBA. Met vrijwilligers en buurtbewoners zette Spaan met 20 duizend bakstenen de contouren van het oude kasteel uit. Architectuurstudenten ontwikkelden in een serie ‘labs’ houtverbindingen met computergestuurde freesmachines, 3D-geprinte ornamenten en een lampje dat werkt op bacterievloeistof dat uit slib in de slotgracht wordt gehaald.
Klein denkt door de ervaring met IBA na over de oprichting van een erfgoedcampus waar jongeren worden opgeleid in oude ambachten. ‘Er is een schreeuwend tekort aan vaklieden’, weet hij uit eigen ervaring. Het eerste onderdeel van die campus staat er al: de smederij, waar vrijwilliger Werner een spijker in het vuur houdt. Hij vindt het ‘mooi om met de techniek van toen iets nieuws te maken’. Al zijn de rust en saamhorigheid die op Schaesberg heersen, voor hem minstens zo belangrijk.
Tekst gaat verder onder de afbeelding
2. Superlocal, Kerkrade
Het was een spectaculair schouwspel: uit een leegstaande naoorlogse galerijflat in Kerkrade werd in 2017 een appartement gezaagd en getakeld, waarna de bouwkraan het in het naastgelegen park zette. Gebruik makend van de deuren, kozijnen en radiatoren uit de woning transformeerde architectenbureau Maurer United het betonnen casco tot een 100 procent gerecycled paviljoen: het prototype voor het Superlocal-project.
Maar het plan om zo 125 nieuwe sociale huurwoningen voor woonstichting HeemWonen te realiseren, waarbij de uitgezaagde flatunits tot een laagbouwensemble zouden worden gestapeld, bleek financieel onhaalbaar. Architecten Nicole en Marc Maurer waren aanvankelijk teleurgesteld, maar benadrukken dat circulair bouwen meer behelst dan hergebruik van materialen. ‘Voor dit project hebben we alles van waarde in kaart gebracht, van de plattegronden en het uitzicht tot de het gevoel van gemeenschapszin; sociale waarden die vaak worden vergeten bij renovaties.’
Buurtbewoners bleken de flats te waarderen als baken, en daarom is er uiteindelijk één bewaard, die half is gesloopt en herbouwd, en half gerenoveerd. Het beton uit het gesloopte deel is vermalen en hergebruikt voor de heropbouw van de flat en de bestrating. Jan Pieter van Bovendorp van HeemWonen wijst erop dat de paden iets schuin lopen, zodat regenwater wegstroomt richting het ‘waterfabriekje’ in het park, waar het wordt gezuiverd tot drinkwater. Een ander duurzaam experiment is de verwerking van gft-afval op locatie. Bewoners deponeren dit in de vermaler op de begane grond, waar ook de gedeelde wasmachines en gemeenschappelijke ruimte zijn.
Om de circulaire doelen te behalen, selecteert de woningstichting gemotiveerde huurders voor dit project. Pieter van Lanschot voelde zich direct aangesproken: hij kende de plek, houdt van repareren en wil op zijn manier bijdragen aan een betere wereld. Met zijn buren gaat hij een insectenhotel bouwen dat in het park komt. Voor het prototype-paviljoen is een passende bestemming gevonden: een creatief Amsterdams stel dat naar de flat verhuist, wil er een atelier inrichten voor het vermaken van kleding.
Tekst gaat verder onder de afbeelding
3. Archeologische tuin Etzenrade, Jabeek
Dat op de plek van hun landhuis in het dorp Jabeek ooit kasteel Etzenrade stond, wisten beeldend kunstenaar Sjra Schoffelen en zijn vrouw Ellie toen ze het in 1975 kochten. Maar de aanleiding om in die geschiedenis te graven kwam pas 45 jaar later, door toenemende wateroverlast bij zware regen. Zich herinnerend dat er op een antieke tekening van het terrein een gracht stond, die het kasteel van de achtergelegen ‘motte’ (een houten toren op een terp) aan het bos scheidde, kreeg het echtpaar het idee om die als waterbuffer terug te brengen. Ze legden het voor aan de gemeente en samen dienden ze het in als project voor de Open Oproep van IBA Parkstad in 2016.
Onder regie van IBA-teamlid Jules Beckers is het idee samen met Natuurmonumenten, het waterschap en de provincie doorontwikkeld tot een project om de motte te transformeren tot een een publiek toegankelijke ‘archeologische’ tuin. Met geofysisch onderzoek is bepaald waar de gracht vroeger lag. De ontwerpers van Lola Landscape Architects en Piet Oudolf hebben dit onderzoek, en de objecten die daarbij werden opgegraven, zichtbaar gemaakt.
De proefsleuven die de onderzoekers groeven, herken je terug in de brede betonpaden, de rasters die de archeologen met touw opspanden, zijn verbeeld met rode stalen lijnen. Tussen de wilde grassen staan, als kleine sculpturen, 3D-prints van de (genummerde) vondsten, variërend van een paar middeleeuwse schoenen en een stuk harnas tot munten en kruiken.
Tussen het privéterrein en de publieke tuin maakte kunstenaar Schoffelen een ‘vestingpoort’ van 2,5 cm dik cortenstaal met een monumentaal slot dat hij opent met een dito sleutel. De tuin, via een bruggetje gekoppeld aan een fiets- en wandelroute door het heuvelland, heeft zich ontpopt tot een populaire rustplek. ‘Het doet ons goed dat zoveel mensen ervan genieten’, zegt Ellie Schoffelen. Ze wijst naar de stapel blauwe kubussen die boven de nieuwe fietsbrug over de N274 uittorent, een kunstwerk van Marijke de Goey, en ook een IBA-project. ‘Toen ik het zag, dacht ik: wauw. Het is een accent in het landschap waardoor je even stil staat, en inziet dat Limburg heel rijk is. Wij gaan dit jaar niet op vakantie, maar de rest van de IBA-projecten zien.’
NACHT EN DAG VAN DE STAD
Op 31 oktober en 1 november zijn in Heerlen de Nacht en Dag van de Stad, met als thema ‘Terug naar de Toekomst’. Tijdens het congres is de bekende Deense landschapsarchitect Jan Gehl een van de sprekers. De nacht van de stad biedt onder meer excursies naar de Wilhelminaberg, de zilverzandgroeven en de watertoren Reusch van Schimmert met restaurant en brouwerij, en een muraltocht. Info: dedagvandestad.nl